Maarten Vijverberg, partner Boer & Croon: overnemen loont
Auteur: Maarten Vijverberg | 29-06-2011
Unilever maakte over het vierde kwartaal 2010 meer omzet en winst bekend. De marges lagen onder andere als gevolg van hogere grondstofprijzen – echter wel lager, zo konden we begin dit jaar lezen in de pers. Het is een probleem waar veel organisaties mee worstelen. De kosten nemen jaar na jaar toe. Matige groei is dan niet meer voldoende om deze kosten te compenseren. En dus streven bedrijven ernaar om die groei te versnellen en te vergroten. Unilever liet onlangs dan ook weten de focus te richten op winstgevende volumegroei. De recente overnames van de divisie persoonlijke verzorgingsmiddelen van Sara Lee eind vorig jaar en van verzorgingsmiddelenproducent Alberto Culver in mei van dit jaar, zijn daar voorbeelden van. Met deze overnames waren respectievelijk 1,2 en 3,7 miljard euro gemoeid. Beide bedragen betaalde Unilever in contanten. Unilever is in deze exemplarisch voor de rest van de top van het Nederlands bedrijfsleven. Groei is mooi, maar wanneer deze groei niet groot genoeg is, gaan bedrijven – min of meer noodgedwongen – op overnamepad.
Overnemen loont
Fusies en overnames zijn voor menig bedrijf dan ook corebusiness geworden. Wie wil overleven, moet acquireren, zo lijkt het devies. En dat devies is wel degelijk onderbouwd. Want hoewel uit onderzoeken blijkt dat acquisities maar zelden leiden tot bedrijfseconomische successen, omdat het fuseren van culturen bepaald geen sinecure is, lonen overnames wel degelijk. Om te beginnen omdat bedrijven hun positie op de markt veilig willen stellen. Wie achterblijft bij zijn peers, zoals bij Unilever dreigde te gebeuren, moet eenvoudigweg groeien. Wie dat niet doet, ziet zijn concurrenten groter en groter worden en is binnen de kortste keren zelf een overnameprooi.
Overname Gamma Holding
Gamma Holding, producent van technisch textiel, is daar een voorbeeld van. Investeringsmaatschappij Gilde Buy Out Partners liet in december van het afgelopen jaar weten Gamma Holding te willen overnemen. Het bedrijf was destijds nog genoteerd aan de Euronext Amsterdam en leed mede als gevolg van de economische recessie een verlies van 69 miljoen euro op een omzet van 658 miljoen euro. Een mooie kans, zo meent Gilde. Bedrijven die de top van de markt willen vormen, waken er echter voor zo’n ‘mooie kans’ te worden. En dat kan alleen wanneer ze hun concurrenten op z’n minst bijblijven.
Kosteneffectiviteit
Oplopende bedrijfskosten vormen een tweede reden waarom het plegen van acquisities vaak hoog op de agenda staat. De loonkosten alleen al zijn elk jaar weer hoger. Maar ook de prijzen van grondstoffen begonnen de laatste jaren aan een opmars waarvan het eind nog niet in zicht is. Kosteneffectiviteit is dan ook onontkoombaar, en om kosten te drukken is schaal eenvoudigweg nodig. Niet alleen vanwege het verminderen van de overheadkosten, ook om ervoor te zorgen dat de omzetgroei de groei van kosten overstijgt. In veel sectoren – denk aan de dienstensector en de bouw – is het voor bedrijven echter lastig om autonome groei te realiseren. Acquisitie is dan de enige oplossing.
Innovatie
Omvang van bedrijven kan ook een kritieke factor zijn voor de financiering van de onderneming. Ondernemingen van geringe omvang hebben veel minder financiële slagkracht. Voor de ‘kleinduimpjes’ is dat juist in deze tijd reden om een samenwerking met grotere partijen aan te gaan om zodoende meer omvang te creëren. Tot slot is er nóg een reden dat acquisities nodig zijn: het creëren van nieuwe product- marktcombinaties, ofwel innovatie. Bedrijven die willen en moeten innoveren zullen met andere partijen in zee moeten gaan om creatieve synergie te realiseren. Binnen de eigen kaders blijven is in tijden als deze niet meer voldoende. Bedrijven zien zichzelf dan ook genoodzaakt om samenwerking te zoeken om zodoende concurrenten op de markt voor te blijven.
Kooplust
De noodzaak tot het doen van acquisities is voor veel bedrijven kortom wel duidelijk. En nu de economie voorzichtig weer aantrekt, wordt de kooplust weer aangewakkerd. Het geld is er, zo liet de vakpers vorig jaar al weten. En hoewel cijfers van onderzoeksbureau Thomson Reuters aantonen dat Nederland binnen de wereldwijde fusie- en overnamemarkt vooralsnog achterblijft bij andere westerse landen als het gaat om het afsluiten van transacties, trekt deze markt ook in Nederland weer aan. Gedurende heel 2009, in de periode net na het uitbreken van de crisis, hielden partijen angstvallig de hand op knip. Wie geschoren wordt, moet stilzitten, zo dacht men. Die houding veranderde subiet met de komst van 2010. Vanaf het eerste kwartaal van 2010 gingen kopers weer actief op overnamepad. De vooruitzichten voor de M&A markt voor 2011 zijn nog moeilijk in te schatten, hoewel in het eerste kwartaal van dit jaar het aantal transacties weer wat terugviel. Dat is hoogstwaarschijnlijk een technische reactie. Alle seinen lijken desalniettemin weer op groen te staan.
In de Groei
Dan rest nog een ‘filosofische’ vraag: waar eindigt dit alles? Hoe groot moet en kan een bedrijf groeien? Dat is een vraag die ieder bedrijf voor zich moet beantwoorden en die mede afhankelijk is van de markt waarin de onderneming zich beweegt. Theoretisch gesproken komt er vroeg of laat een einde aan groei. Al was het alleen al vanwege het feit dat oneindige groei en omvang van bedrijven door wetgeving op het gebied van mededinging onmogelijk is. Dit soort wetgeving maakt ook dat bedrijven internationaal niet ongebreideld kunnen groeien. Ook zullen bedrijven zich om de zoveel tijd moeten afvragen hoe groot en log ze willen zijn met het oog op het bestuurbaar blijven van de organisatie. Maar het punt van eindigheid van groei lijkt in ieder geval wat ons land betreft nog lang niet bereikt. Nederlandse ondernemingen zijn vergeleken bij hun buitenlandse concurrenten nog in de bloei van hun leven. Een paar voorbeelden. De omzet van Aegon bedraagt ruim dertig miljard euro, terwijl de omzet van de Franse concurrent AXA ruim honderd miljard euro bedraagt. De omzet van AkzoNobel bedraagt ruim vijftien miljard, die van het Duitse BASF een kleine zeventig miljard. Ook Philips haalt het qua omzet niet bij een buitenlandse concurrent als het Amerikaanse General Electric. Waar Philips een omzet kent van krap 25 miljard euro, zet General Electric maar liefst ruim honderd miljard om. Met andere woorden: Nederlandse bedrijven hebben hun plafond nog lang niet bereikt als het om omvang gaat. Er zit nog wel wat rek in. Sterker nog, wanneer we het internationale speelveld als uitgangspunt nemen, zijn Nederlandse bedrijven de kleinere spelers in deze wereld en kunnen zij vroeg of laat een overnameprooi vormen. Zij dienen kortom te groeien, omdat het móet.
Maarten Vijverberg is partner bij Boer & Croon.
Lees ook:
> Maarten Vijverberg nieuwe bestuurder Boer & Croon
> Rondetafel overnames: Een gesprek met Menno Antal, Okko Filius, Thijs van den Heuvel en Stef Kranendijk
> Walter van den Bos over de turnaround van N.R. Koeling