Allard Castelein: 'Durf over tegenstrijdige principes heen te stappen'
23-06-2014 | Interviewer: Peter Smink | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Marcel Bakker
Brede, internationale ervaring in zowel de petrochemische industrie als in het overleg met ngo’s over maatschappelijk gevoelige dossiers. Dat waren belangrijke redenen voor de commissarissen van Havenbedrijf Rotterdam om Shell-man Allard Castelein te vragen het stokje per 1 januari 2014 over te nemen van ceo Hans Smits. Hij komt binnen bij een bedrijf dat vorig jaar voor het eerst sinds de economische crisis marktaandeel verloor en dat verstandig moet inspelen op de vergaande concentratietendens bij grote rederijen, de veel lagere energieprijzen elders in de wereld die het voor de chemiesector niet aantrekkelijk maken om te investeren in Europa en de overcapaciteit in de Europese raffinagesector.
CONSTRUCTIEVE DIALOOG
De Rotterdamse haven kan de komende decennia weer groeien, vooral dankzij de ontwikkeling van Maasvlakte 2. Deze ambitieuze uitbreiding van het Rotterdamse havengebied met zo’n tweeduizend hectare is het grootste waterbouwkundige project sinds de Deltawerken. Prijskaartje: zo’n anderhalf miljard euro. Met een oneindig aantal stakeholders: niet alleen het Havenbedrijf zelf met al zijn klanten en toeleveranciers, ook omwonenden, overheden, milieuorganisaties, et cetera. Uitgangspunt bij deze spectaculaire havenuitbreiding is dat ook de leefomgeving voor omwonenden zou worden verbeterd en dat het milieu en de natuur in het Rijnmondgebied geen schade mochten ondervinden van de uitbreiding. In 2005 haalde de Raad van State een streep door de plannen voor de tweede Maasvlakte, waarna het Havenbedrijf zeer krachtig inzette op een vroegtijdige, constructieve dialoog met alle stakeholders. Dat bleek uitstekend te werken. De ervaren Castelein is geknipt voor voortzetting van dit overlegmodel.
Vanwaar uw overstap van Shell naar Havenbedrijf Rotterdam?
‘Ik heb al die zesentwintig jaar met groot plezier bij Shell gewerkt. Had ook niet de intentie om weg te gaan. Maar toen ik werd benaderd voor deze functie, had ik daar meteen een goed gevoel bij. Komt misschien ook omdat ik geboren en getogen Rotterdammer ben. Ik houd van deze stad, en de haven is daar onlosmakelijk onderdeel van. De rol van het Havenbedrijf is boeiend: niet alleen vanwege alle industriële en infrastructurele aspecten, maar ook vanwege het nationale belang van de haven. Het is duidelijk dat die rol zich niet beperkt tot aan de gemeentegrenzen. De relevantie en internationale dynamiek van het Havenbedrijf onderkende ik direct.’
In uw laatste functie bij Shell, als vice president environment, stond u vol in de wind – denk aan de kritiek op Shell inzake Nigeria. Had u het een beetje gehad met alle media en ngo’s?
‘Absoluut niet. Dat heeft totaal niet meegespeeld in mijn beslissing om naar het Havenbedrijf te komen. De diverse dossiers en mijn rol binnen Shell heb ik altijd heel relevant en boeiend gevonden. De kunst was om de externe problematiek het bedrijf binnen te brengen en tegelijk de bedrijfsfilosofie over duurzaamheid en alle aspecten daaromheen naar buiten te brengen. Dat is ook precies wat ik hier bij het Havenbedrijf als een belangrijke taak zie. We hebben duurzaamheid hoog op de agenda staan en willen daarin een voortrekkersrol spelen. Ook een havenindustrieel complex kan bijdragen aan duurzame activiteiten, in een goede relatie met de ngo’s.’
Binnen Nuon levert de balans tussen een focus op duurzame energie versus betrouwbare levering soms dilemma’s op. Dat moet voor het Havenbedrijf, met al die stakeholders, nog lastiger zijn?
‘Zeker, ik onderschat het niet. Het is erg complex, omdat er nooit één oplossing is. Het draait in dit soort discussies altijd om én-én: we omarmen aan de ene kant de belangen van de traditionele olie- en gasgebaseerde industrie maar moeten tegelijk inzetten op nieuwe, duurzame alternatieven. We leveren een grote bijdrage aan de milieuparagraaf in het SER-Energieakkoord, bijvoorbeeld door te werken aan energievoorziening via wind. Ook het plan om restwarmte van de industrie te gebruiken voor stadsverwarming in Den Haag en Leiden en voor de kassen in het Westland staat in het Energieakkoord. Iedere speler moet verder kijken dan alleen maar optimalisatie van zijn eigen waardenketen.’
Maar iedereen denkt en doet toch vooral uit eigen belang?
‘We hebben hier in Noordwest-Europa nu het nadeel van relatief dure energie. Een bedrijf kan dan naar de VS gaan, om te profiteren van lage energieprijzen als gevolg van de schaliegasrevolutie. Daarom proberen wij waardenketens van partijen aan elkaar te koppelen. Zodat de afvalstroom van de ene partij een voedingsbron is voor de ander, of de stoom van de ene partij een warmtebron is voor de ander. Door waardenketens aan elkaar te koppelen, willen wij als Rotterdam een aantrekkelijke investeringslocatie blijven. Ik ben ervan overtuigd dat dat ons kan lukken.’
Wilt u dat koppelen van waardenketens als Havenbedrijf regisseren?
‘Ja, we proberen daar de spin in het web te zijn, die partijen faciliteert, aanjaagt en stimuleert. We brengen partijen bij elkaar en zorgen zo goed mogelijk voor de juiste infrastructuur.’
Is de Rotterdamse haven, vergeleken met andere havens, daarin uniek?
‘Deels wel, deels niet. Wat betreft maritieme infrastructuur, ligging en toegankelijkheid hebben we in de hele wereld nauwelijks concurrenten. Dat geldt helaas niet altijd voor de verbindingen met het achterland, wat voor onze klanten uiteraard essentieel is. Rotterdam is sterk gericht op de binnenvaart. De Duitse havens hebben hun spoorverbindingen veel beter voor elkaar. En die zijn essentieel om bestemmingen in Zuid-Duitsland en Midden-Europa te bereiken. In onze concurrentiestrijd is geen laaghangend fruit meer te vinden. We kunnen nergens nog even snel winst pakken, moeten als Havenbedrijf keihard werken. Ik heb wel de ambitie om net zo’n goed spoornetwerk met ons achterland te creëren als Hamburg. In overleg met minister Schultz-Van Haegen van Infrastructuur en Milieu heb ik dat benadrukt.’
Heeft u zichzelf bij uw aantreden een honderd-dagenplan opgelegd?
‘Nee hoor. Zo kijkt de buitenwereld er wellicht naar, maar ik niet. De uitdagingen zijn helder. We hebben vorig jaar marktaandeel ingeleverd, onder meer omdat de gevolgen van de schaliegasrevolutie nu voelbaar worden: de Verenigde Staten ontwikkelen zich tot netto exporteur van olieproducten en dat is één van de oorzaken dat er in Europa een enorme overcapaciteit is ontstaan op raffinagegebied. Dat vertaalt zich in lage marges en lage bezettingsgraden. Dat heeft een negatieve impact gehad op de goederenstromen. Daar hebben wij als haven direct last van. Daarnaast zie je in de containersector een sterke consolidatieslag. De grote reders gaan nauwer samenwerken, de drie grootste partijen bundelen nu al hun ladingen. Daaronder maken kleinere rederijen dezelfde beweging. Daarnaast worden containerschepen een stuk groter. Dat brengt voor havens een totaal andere dynamiek met zich mee. Die nieuwe schepen moeten op nieuwe terminals afgehandeld worden, de kranen op de oude terminals zijn letterlijk te klein om de ladingen van die nieuwe mega-schepen te lossen. In deze omstandigheden moeten we oog hebben voor onze bestaande klanten, die de Rotterdamse haven groot hebben gemaakt en die nog steeds voor grote volumes zorgen, net zo goed als voor nieuwe partijen, nieuwe ontwikkelingen en investeringen.’
Het belang van de ontwikkeling van Maasvlakte 2 is dus niet te onderschatten?
‘Precies. Ik hoop echt dat we eind dit jaar de eerste schepen kunnen laden en lossen op Maasvlakte 2. Het Havenbedrijf heeft dit dossier de laatste jaren geweldig goed gedaan. Ik weet vanuit mijn Shell-ervaring hoe complex het overleg met ngo’s kan zijn. Achter u ziet u een kist die tot de nok toe vol zit met milieueffectrapportages. Die waren nodig om de vereiste vergunningen voor Maasvlakte 2 rond te krijgen. Daartoe deelden we de concepten van deze rapportages met alle betrokken natuur- en milieuorganisaties. Onder het motto: hier zijn wij mee bezig, zegt u maar waar wij het beter of anders moeten doen. Bij Shell werkte ik ook zo. Toen we in Irak een nieuw olieveld wilden exploreren, zochten we eerst contact met de International Union for the Conservation of Nature en andere ngo’s. Met de vraag of ze ons wilden helpen met dat lastige dossier.’
Maar hoe kom je tot consensus als je aan tafel zit met allemaal partijen die ieder totaal andere belangen hebben?
‘Bedrijven, wetenschappers en ngo’s moeten met elkaar overleggen op basis van harde feiten, niet vanuit emoties en hypes. Ze moeten in consensus concluderen wat kan en wat niet kan, op welk vlak de duurzame oplossingen liggen. We hebben met z’n allen te lang zitten wachten op doortastende besluiten van overheden. Denk maar aan het echec van de klimaatconferentie in Kopenhagen, in 2009. Alle wereldleiders waren daar bijeen om te praten over een nieuw internationaal klimaatverdrag, dat het Kyotoprotocol zou vervangen. Dat is totaal mislukt. De les? Je moet pas met elkaar aan tafel gaan zitten als je belangen elkaar versterken. Een ngo die anno 2014 nog denkt dat een bedrijf een tegenstander is, is niet meer van deze tijd. En andersom. Je moet over tegenstrijdige principes heen durven stappen.’
Sturen uw aandeelhouders, de gemeente Rotterdam en de Staat, het Havenbedrijf Rotterdam? Bijvoorbeeld met strikte doelstellingen wat betreft de uitstoot van CO2?
‘Wij worden aangestuurd als private onderneming, hebben een volledig onafhankelijke raad van commissarissen. Uiteraard overleg ik wel geregeld met onze aandeelhouders, dat zie ik als een verrijking van onze besluitvorming. De minister heeft vorig jaar wel een nota ‘staatsdeelnemingen’ uitgevaardigd, waarin eisen staan met betrekking tot financiële resultaten en de mate van betrokkenheid van de overheid. Maar dat heeft zich vooralsnog niet vertaald in harde kpi’s. Ik ben overigens blij met het enthousiasme van de stad Rotterdam over duurzaamheid. De stad stond aan de wieg van het Rotterdam Climate Initiative.’
Waarom is het maken van goede afspraken over de maximale uitstoot van CO2 zo moeilijk?
‘Dat je het niet rond kunt rekenen met gewone economische parameters, omdat die CO2 niemand wat kost. Je zou een overheid wensen die waarde toekent aan de factoren die impact hebben op het milieu. Dat betekent dat je een prijs moet zetten op CO2, stikstof, water et cetera. Als iets gratis is, drijft dat nou niet bepaald de innovatie. Het zou een geweldige propositie zijn om petrochemische, zware industriebedrijven aan te laten sluiten op een CO2-afvangnetwerk. Wij hebben al een blauwdruk liggen met daarin andere bedrijven die eraan gekoppeld kunnen worden. Zodat je de last van CO2-uitstoot met zoveel mogelijk partijen kunt mitigeren. Maar dat kost een hoop geld en energie.’
U bent zelf Rotterdammer. Leeft de haven bij de mensen nog net zo als vroeger?
‘Vroeger werd de stad rond de haven gebouwd. Nu breiden we steeds verder uit, waarbij we de stad allang hebben verlaten. Maasvlakte 2 ligt liefst vijftig kilometer van het centrum van de stad. Logisch dus dat de band van de meeste inwoners van Rotterdam met de haven minder is geworden. Bij onze medewerkers zie ik nog wel een ontzettende trots op het Havenbedrijf. Die passie maakt het ook zo mooi om hier te werken. In mijn eerste weken ben ik het hele bedrijf doorgegaan. Heb met iedereen gepraat, in alle units en ook op bijvoorbeeld de patrouillevaartuigen. Dat heeft me duidelijk gemaakt wat goed en wat slecht gaat. Dat helpt me weer om het plaatje in te kleuren van wat er zou moeten gebeuren.’
Hoe ziet u uw rol richting uw medewerkers?
‘Ik zit zeker niet te wachten op ja-knikkers. Nu we in een tijd van mindere groei zitten, is het aan mij om context en perspectief te schetsen. En aan te geven wat ik eventueel anders zou willen. In de interactie met het personeel geef ik duidelijk aan dat we de dingen aanpakken van buiten naar binnen, dat we klantgeoriënteerd willen werken.’
Peter Smink is ceo van N.V. NUON Energy.
Het interview met Allard Castelein is gepubliceerd in de NUON Special in Management Scope 05 2014.